In 4 stappen goed voorbereid op gesprek bij je bedrijfsarts

Binnen zes weken na je ziekmelding zal de bedrijfsarts je uitnodigen voor een gesprek. De bedrijfsarts dient namelijk uiterlijk in week zes van het verzuim een probleemanalyse op te stellen. De probleemanalyse van de bedrijfsarts is een erg belangrijk adviesstuk en wordt gedurende je re-integratie gebruikt als basis voor je plan van aanpak. Het is dan ook van belang dat je goed kunt uitleggen wat je ziektebeeld inhoudt en wat je beperkingen zijn. Een goede voorbereiding is hierbij cruciaal, zodat de bedrijfsarts je situatie adequaat kan inschatten en een goed advies kan geven. Deze praktische gids kan jouw hierbij helpen. Door de vier stappen in deze gids te doorlopen, kom je volledig voorbereidt aan bij het gesprek met de bedrijfsarts en hoef je je nergens zorgen over te maken!

1. Leg duidelijk uit wat je ziektebeeld is

Zorg dat je goed kunt uitleggen wat je ziektebeeld inhoudt. Neem eventueel informatie mee van je huisarts of specialist ter ondersteuning van je verhaal. Vragen die hierbij kunnen helpen zijn:

1. Is het een lichamelijke-, geestelijke-, geheugen- of intelligentiestoornis?
2. Zit de stoornis in je armen, organen of juist in je hoofd?
3. Wat is het beloop van de ziekte: grillig, stabiel of achteruitgang?
4. Welke behandelingen zijn op dit moment ingezet?
5. Hoelang duurt het eer deze behandelingen aanslaan/effectief zijn?
6. Wat zijn de bijwerkingen van deze behandelingen?

Indien je een redelijk onbekend ziektebeeld hebt, neem dan aanvullende informatie mee die je aan de bedrijfsarts kunt geven. Deze informatie kunnen folders zijn of informatie van een erkende ziektevereniging.

Daarnaast heeft ReumaLeeft twee handige factsheet ontwikkeld die je aan je bedrijfsarts kan laten zien. Een factsheet gaat over reuma in het algemeen en welke werkpassingen effectief zijn. De andere factsheet gaat over het verschil tussen reumatoïde artritis en spondyloartritis.

2. Wat zijn je beperkingen?

Geef duidelijk aan wat je beperkingen zijn. Beperkingen zijn het onvermogen om een activiteit normaal uit te voeren. Denk hierbij aan activiteiten als staan, zitten of lopen. Voorbeelden die hierbij kunnen helpen zijn:

1. omdat ik een stoornis in mijn arm heb, kan ik deze niet meer boven mijn hoofd bewegen.
2. omdat ik een ontsteking in mijn voet heb, kan ik niet meer lang staan of ver lopen.
3. omdat ik snel moe ben, kan ik niet langer dan 30 minuten concentreren.

Vindt je het moeilijk om je stoornis om te zetten in een beperking? Gebruik dan de functiemogelijkhedenlijst.

3. Wat zijn je handicaps?

Als je duidelijk in beeldt hebt wat je ziektebeeld inhoudt en wat je beperkingen zijn, kun je vervolgens bepalen wat voor een invloed dit heeft op je sociale activiteiten en je werk. Dit worden ook wel handicaps genoemd. Bedenk dus wat je niet meer kunt doen in je werk en in je sociale leven als volgt van je ziekte en je beperkingen. Vragen die hierbij kunnen helpen zijn:

1. Welke activiteiten behoren tot je werkzaamheden?
2. Kun je deze activiteiten opsplitsen in deelactiviteiten?
3. Waaruit bestaan deze deelactiviteiten? Denk hierbij aan de basale activiteiten als lopen, staan, zitten, boven het hoofd werken, typen enzovoort.
4. Welke deelactiviteiten kun je niet meer of nog maar deels uitvoeren als volgt van je beperkingen?
5. Welke activiteiten kun je niet in meer uitvoeren in je sociale leven als gevolg van je ziekte en je beperkingen? Splits deze ook op in deelactiviteiten. Denk hierbij aan huishouden (opgesplitst in zwaar huishoudelijk werk, opruimen en strijken), kinderen naar bed brengen (opgesplitst in kinderen aan- en uitkleden en in bed tillen), je hond uitlaten, lang zitten bij de bioscoop, op stap gaan enzovoort.

Werkgerelateerde voorbeelden hierbij zijn: doordat ik beperkt ben in het staan, kan ik tijdens mijn werk niet meer de hele dag aan de balie staan. Of doordat je een ontsteking heb in je schouder, kun je niet meer autorijden. Waardoor je niet meer zelfstandig naar je werk kunt komen.

4. Bedenk zelf alvast mogelijke oplossingen

Als je voor jezelf de bovenstaande zaken in beeld hebt gebracht, kun je misschien ook al een aantal oplossingen bedenken. De oplossingen kun je in drie niveaus vinden:

1. Eigen kracht: wat kun je zelf doen om je werk weer te kunnen uitvoeren? Misschien kun je in de middag een langere pauze nemen. Of kun je in plaats van hakken schoenen, platte schoenen aandoen. Zodat je langer kunt staan. Misschien kun je ook je werkplek anders inrichten, zodat je je taken beter kunt uitvoeren. Of wellicht kun je ervoor zorgen dat je een andere planning maakt, zodat je meer pauzes kunt nemen.
2. Sociaal netwerk: bedenk wie in jouw sociaal netwerk zou kunnen helpen bij het oplossen van je handicaps. Zo is er misschien een collega, je partner of buurman die je naar je werk kan brengen? Of kan die ene collega jouw zware spullen dragen, omdat jij dat niet meer kan?
3. Als bovenstaande geen oplossingen bieden, kun je met je werkgever kijken wat nog mogelijk is. Wellicht kun je een aangepaste stoel of kruk krijgen. Of kun je andere werktijden krijgen, zodat je het werk beter volhoudt. Misschien kunnen bepaalde werkzaamheden bij je weggehaald worden of kun je andere taken erbij krijgen.

Als je de bovenstaande stappen goed voorbereidt hebt, ben je instaat om tijdens het gesprek met de bedrijfsarts een duidelijk en helder verhaal te kunnen neerzetten. Een verhaal waaruit blijkt dat je goed inzicht hebt in je ziektebeeld, je beperkingen en mogelijkheden. Voor de bedrijfsarts is het dan makkelijker om goed in te kunnen schatten wat je wel en niet kan. Waardoor deze een beter advies kan geven over je belastbaarheid en terugkeer naar werk.

Meer weten?

Wil je meer weten? Wellicht zijn onderstaande blogs voor jou dan ook interessant!